Deze week kwam via facebook een tekst van Theo Visser bij
mij terecht. Een tekst over de kerk; het raakte mij enorm. Je kunt het hier
lezen:
De kerk heeft zich de afgelopen jaren zeker niet van haar
beste kant laten zien, veel kritiek die er op de kerk is, is helemaal terecht,
maar betekent dat dat we haar gewoon maar af moeten schrijven ? Daarom mijn
blog van deze week…
Wie komen er eigenlijk nog in de kerk ?
Natuurlijk is dat per kerk nog al verschillend. In de
meeste kerken komen vooral mensen die opgegroeid zijn in het geloof. Aangezien
de afgelopen decennia steeds meer mensen de kerk verlaten hebben en hun
kinderen nauwelijks meer ‘in het geloof’ opvoeden, heeft dat tot gevolg dat de
kerkgangers voor een heel groot deel 40 of 50+ zijn en in sommige kerken zijn
er vrijwel alleen nog maar grijze haardossen te vinden.
In de meer traditionele kerken (kerken aan ‘rechterzijde’)
zien we meer jeugd, omdat daar de gemeenschap meer op elkaar betrokken is
gebleven en men de jeugd er wat meer bij weet te houden. Toch ook daar dalen de
cijfers gestaag. De ‘hippere kerken’, waar de muziek wat eigentijdser is, de
vormen wat makkelijker te begrijpen en de preken (vaak) wat gerichter zijn op
het alledaagse willen het kerkbezoek, ook onder de 40 nog wel eens toe nemen,
maar de ervaring leert dat dat ook vaak slechts tijdelijk is. Ook bij de ‘succesvolle’
kerken volgt er na verloop van tijd stilstand of terugloop in de aantallen
kerkbezoekers.
Waarom gaan mensen naar de kerk ?
Alles wat ik kan zeggen om deze vraag te beantwoorden is
natuurlijk een generalisatie. Zoveel mensen, zoveel redenen, zou ik moeten
zeggen. Maar toch zijn er wel patronen en overeenkomsten, waar we iets mee
kunnen.
Voor de mensen die in het geloof opgegroeid zijn, zijn er
twee veel voorkomende motivaties, al dan niet tegelijkertijd bestaand. Men gaat
‘uit gewoonte’ en/of men vindt “iets” in het geloof wat voor hen persoonlijk
van waarde is. Dat kan de verbondenheid in de gemeenschap zijn, dat kan de
relatie met God zijn die onder andere door de kerk/gemeente gevoed wordt, leuke
curssussen/activiteiten of bijvoorbeeld de ondersteuning in de geloofsopvoeding
van de kinderen. In traditionele kring kan sociale druk en/of angst voor God
ook een rol spelen.
Voor de bezoekers van de ‘hippere kerken’, meestal
evangelisch van aard, geldt eigenlijk niet veel anders, behalve dan dat men
minder ‘uit gewoonte’ gaat, omdat men daar vaak terecht komt na een zoektocht
om een kerk te vinden die meer past dan de kerk waarin men is opgegroeid.
Men gaat dus uit gewoonte en/of omdat men iets van waarde
vindt.
De groep die uit gewoonte gaat wordt steeds kleiner, dus
de mensen waar de kerken de toekomst mee ingaan zijn de mensen die er iets van
waarde vinden.
Als we dus mensen in de kerk willen houden en willen
krijgen, moeten we zorgen dat er dingen te vinden zijn die men van waarde
vindt. Dat is tenminste het idee.
Ik wil dat niet bestrijden, want ikzelf vind ook veel van
waarde in mijn kerk. Maar als dat de richting van onze kerken bepaalt, spelen
we in op de consumenten-cultuur. Dan gaan we ‘in behoeften voorzien’, we gaan
mensen ‘pleasen’ om ze toch vooral binnen onze kerkmuren te krijgen en te
houden. Het grote probleem daarvan is dat zodra de behoefte niet meer vervuld
wordt, mensen ook net zo snel weer vertrekken.
Mijns inziens is er maar één daadwerkelijke manier om dat
te verkomen en dat is door de nadruk te leggen op onderlinge relaties bìnnen de
gemeente èn, misschien pas daarna, de persoonlijke relaties met mensen buiten
de gemeente. Alleen onderlinge verbondenheid maakt dat mensen willen komen,
willen blijven en willen werken aan de gemeenschap. Als dan, op welke manier
dan ook, teleurstelling volgt, is de kans vele male groter dat men blijft om
het op te lossen, om verder te zoeken en verder te werken en groeien.
Daarnaast moet duidelijkheid zijn over dat wat men kan
verwachten. Onze dominee zegt – nee, belooft (!) altijd, als mensen lid worden, dat ze
teleurgesteld zullen worden, dat onze gemeenteleden ook gewoon mensen zijn en
dat we fouten maken, die soms pijn doen. En dat het juist (ook) het doel van de kerk is om daar, in een veilige liefdevolle
omgeving, te leren omgaan met teleurstellingen, pijn, verdriet, boosheid
enzovoorts, zodat we daarin kunnen groeien en betere, mooiere mensen mogen
worden.
Een kerk zou volgens mij geen plek moeten zijn waar je
één of twee keer per week komt om “iets met/voor God’ te doen, of een behoefte
te invulling te geven. Een kerk moet een gemeenschap zijn waar je gemeenschap
ervaart, waar je deel bent van een groter geheel, waar iedereen geacht wordt
zijn best te doen om het goede met elkaar voor te hebben en waar fouten
hersteld worden. Een plek waar je mag komen met alles wat je bent, met alles
wat je met je meedraagt en waar je, door mensen, de liefde van God mag ervaren.
Zo’n gemeenschap is echter wel een heel ‘pluriform’ iets.
Iedereen is zo anders en dat maakt het “samen” niet altijd gemakkelijk. We
moeten ons dus richten op dat wat ons bindt en niet op dat wat ons ‘scheidt’.
Ons geloof in God, ons verlangen naar zin, naar antwoorden, naar inzichten,
naar liefde en geborgenheid. Dat is wat ons bindt.
Het feit dat we dat allemaal anders ervaren en bezien,
zou onderwerp van gesprek kunnen zijn, om te kunnen leren van elkaar en te
groeien met elkaar (niet om te overtuigen, op te leggen of te ruziën). Als we focussen op wat bindt, versterken we
de gemeenschap.
Gaan we dan niet ‘navelstaren’ ? Ja, even wel. Maar dat
is goed. Door te staren naar die navel worden we ons bewust waar we vandaan
komen, waar we ons mee verbonden mogen weten; gaan we terug naar de kern van
ons wezen – naar God, naar de Liefde die ons gemaakt heeft. Als we van daaruit onze
omgeving opnieuw tegemoet gaan treden, is er ruimte om lief te hebben. En als
je ruimte hebt om lief te hebben, komen er vanzelf mensen om van te houden;
daar ben ik vast van overtuigd. En dan… dan heeft de kerk zeker zin !
Geen opmerkingen:
Een reactie posten